dinsdag 17 februari 2009

Leo Tindemans - Een politiek testament

Hierna volgt de tekst van de introductie tot de presentatie van het boek van minister Leo Tindemans.

LEO TINDEMANS

EEN POLITIEK TESTAMENT


Brussel, 16 februari 2009.




Het was april 1976. Met vrienden bezochten mijn echtgenote en ik een Bourgondische wijngaard, waar “le maître de chais” ons verwelkomde met “Et comment va votre Leontine ?”
Verbazing : Leontine ? “Mais oui, Monsieur Tindemans avec son rapport européen ».

Het is voor mij als oud-Voorzitter van de Koninklijke Academie een voorrecht u in het Paleis der Academieën te mogen verwelkomen t.g.v. de voorstelling van het jongste boek van Leo Tindemans, Een Politiek Testament. Dat ik het vorige vrijdag in primeur mocht inkijken, stemt mij dubbel gelukkig.

Wat thans voorligt is een indrukwekkend geheel van dagboeknotities van een Belgisch Minister van Buitenlandse Betrekkingen – let op het verschil Buitenlandse Zaken – over de periode 1981-1989, die toch ook een bijzonder woelige periode is geweest, zowel in België, in Europa als in de wereld.

Zeven jaar – een bijzonder getal zoals blijkt uit Leviticus (25,8) – na de synthese (De Memoires, 2002) komt nu de analyse.

Zelden krijgen wij de gelegenheid om een daadwerkelijk dagelijks bijgehouden dagboek van een politicus te mogen inzien. Ik ken in dit land slechts één voorbeeld, het oorlogsdagboek (1940-42) van Minister van State, August de Schryver (Lannoo, 1998).

Het maakt van deze dagboeknotities een historisch document met een echte realiteitswaarde. Ik huiver voor historische analyses die het verleden benaderen met de ogen van het heden, want dit komt voort uit onze hardnekkige neiging om het verleden onder controle te krijgen door het in bekende hedendaagse pasvormen te gieten.

Maar er is meer. Het verheugt ons bijzonder door deze publicatie een inkijk te krijgen in het buitenlands beleid van ons land. En wel om twee redenen.

Enerzijds omdat hieruit blijkt dat een klein land als het onze een belangrijke en soms beslissende stem kan verheffen in het internationale kapittel.

Deze internationale roeping werd bij het begin van de XXste eeuw reeds prestigieus gesymboliseerd dank zij de toekenning van de Nobelprijs van de Vrede in 1904 aan het in 1873 te Gent opgerichte Institut de Droit International, waarvan Gustave Rolin – Jaequemyns de stichter en promotor was.

Ook na W.O. II hebben Ministers van B.Z. (B.B. sinds Tindemans) hieraan gewerkt. Ik denk hierbij o.m. aan Paul-Henri Spaak, Pierre Harmel en Leo Tindemans.

Voor diegenen die in Europa een soort Grondwet hebben willen concipiëren maar uit kleinmoedigheid of intolerantie elke referentie naar het Christendom hebben gebannen, moge ik herinneren aan een opmerkelijke uitspraak van de socialist Paul-Henri Spaak : “Cette civilisation (européenne) est, que nous le voulons ou non, la civilisation chrétienne (…) Quand les temps seront révolus, lorsque nous aurons tous disparu depuis de longues années et quand on voudra raconter l’aventure humaine que nous avons vécue, on ne pourra pas, quelles que soient nos convictions, religieuses ou philosophiques, dire autre chose que ceci : les gens de ce temps-là ont vécu ensemble l’immense aventure de la civilisation chrétienne (…) Et je crois pouvoir dire que l’idéologie chrétienne a apporté au monde une conception particulière de l’homme, fondée sur le respect qu’il faut avoir pour la personnalité humaine, et que c’est de cela que découle tout le reste ».

En ik kom terug tot de eerste verantwoording van de rol van België in de wereld met verwijzing naar een dagboeknotitie van 29 mei 1988: “België – zo vertelde mij een Amerikaan – is meer dan gewoon een klein Europees land. Zijn geschiedenis, ligging, activiteit en uitstraling betekenen meer dan louter tien miljoen inwoners”. (p. 514).

Anderzijds is onze historische belangstelling voor het grote buitenland bovendien belangrijk, omdat aldus opnieuw ten overvloede wordt bevestigd dat België sinds onheugelijke tijden een gastvrij oord is geweest voor velen die alhier een oase van geestelijke vrijheid wisten te ontdekken. Dit steekt af tegen diegenen die pogen xenofobie, ja zelfs vreemdelingenhaat, in onze contreien te cultiveren.

In dit boek lezen wij enorm veel, dat wij ons herinneren of dat wij pas nu vernemen.

Inter alia : het beleid van de Generale werd in 1988 reeds als wankel beoordeeld (p. 518); de hetze tegen Tindemans voor wat in El Salvador gebeurde – een hetze die ikzelf afkeurde door mijn abonnement op Wereldwijd te beëindigen -; de Raketoorlog – in 1998 toonde de Rector van de Police Academy mij in Riga het plein waar de raketten voor België en Nederland opgesteld stonden -; de gruwelen van Ruanda-Burundi; de “Wende” in 1989 …

Toch kan ik mij bij deze lectuur van de indruk niet ontdoen dat toentertijd de politici discreter en de meeste media minder arrogant waren.

In elk geval is er na Buitenlandse Betrekkingen nog een Europese periode van twaalf jaar, waarover ook dagboeknotities moeten bestaan en die pas een aanvang neemt na de periode beschreven in het voorliggend boek. Dus !

Graag geef ik het woord …..



Marcel STORME


Gent, 14 februari 2009

1 opmerking: